Print deze pagina

Joost Frenken gaat van ARCNL naar de Rijksuniversiteit Groningen

Over de succesvolle spagaat tussen fundamenteel onderzoek en de interactie met ASML
Op 1 januari 2014 was directeur Joost Frenken (1958) de allereerste werknemer van het NWO-instituut Advanced Research Center for Nanolithography (ARCNL). Op de dag af achtenhalf jaar later, met een staat van dienst van 22 promoties, 220 publicaties en 150 voor partner ASML interessante ideeën, vertrekt hij bij het instituut dat inmiddels honderd medewerkers heeft. Joost wordt decaan van de bètafaculteit bij de Rijksuniversiteit Groningen (RUG).
In dit afscheidsinterview gaat het over 'niet gewoon uitbollen richting pensioen', de hobbels in de eerste jaren van ARCNL en de broodnodige warmte. "De rol van ARCNL is dingen te doen die op een gegeven moment kunnen landen in de R&D (research & development) van ASML."

Mission completed

"Ik had nooit het gevoel dat ik voor onbepaalde tijd aangenomen was," is antwoord één op de vraag waarom Joost vertrekt. "Mijn termijn was tien jaar en ik maak er achtenhalf vol. Ik had mijn aanstelling gekoppeld aan het opzetten van ARCNL. Nu is dat moment er: we hebben een definitieve afmeting, een stevig onderzoeksprogramma met een al even stevige club van mensen die het zonder mij afkunnen. Die club krijgt veel waardering van alle partijen, van ASML, NWO en de universiteiten. Dat comfort brengt tegelijkertijd een risico mee: in tevredenheid kun je makkelijk achter het stuur in slaap vallen."
Dus beschouwde Joost zijn missie als completed en overdacht een paar opties, zoals de tijd volmaken tot zijn pensioen of zich terugtrekken op groepsleiderschap. Voor een succesvol vervolg in de wetenschap was een langere aanloop nodig, beredeneerde hij. Bij NWO was Joost steeds meer in contact gekomen met bestuurlijke zaken.
Joost: "Ik merkte dat ik daar minder slecht in was dan ik dacht. Het boeit me en ik denk dat ik me als bestuurder nuttig kan maken". Bij de vacature in Groningen kwam de liefde van twee kanten: Joost polste Groningen en Groningen vroeg Joost te solliciteren.

De start van ARCNL

Hoe begon het ook alweer, bij ARCNL? ARCNL kwam uit het brein van Bart Noordam, die eerder directeur AMOLF was en later decaan van de faculteit aan de UvA. Hij kende alle partijen goed en liep al langer rond met het idee van een instituut tussen bedrijfsleven en de academische wereld in. Noordam, in 2013 vicepresident research bij ASML (innovatieleider in de halfgeleiderindustrie), vroeg vier academische partijen om met een plan te komen: Eindhoven, Nijmegen, Aken en Amsterdam. Deze schreven in een paar weken tijd allemaal een voorstel. Voor Amsterdam trok Albert Polman (AMOLF) die kar samen met collega's van AMOLF, UvA en VU. ARCNL zou nieuwsgierigheidsgedreven, natuurkundig onderzoek gaan doen naar verschijnselen die van essentieel belang zijn voor toekomstige halfgeleidertechnologie. Nanolithografie waarmee de kleinste details in computer- en geheugenchips helemaal naar de nanoschaal kunnen worden gebracht. Het gaat dan om de fysica van het genereren van extreem ultraviolet licht, om geavanceerde laserfysica en nieuwe methodes voor metrologie en microscopie. En om het gedrag van dunne lagen, oppervlakken en grensvlakken van materialen onder de bijzondere omstandigheden in lithografiemachines. ASML koos voor Amsterdam en legde de helft van de basiskosten op tafel.

In barakken

Joost: "Ze vroegen mij of ik aan zo'n instituut wilde beginnen. ASML bracht de helft van alle kosten in en NWO en de universiteiten droegen de andere helft bij. Daarnaast kregen we een startsubsidie van de gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland. We startten als afdeling van AMOLF met de afspraak dat we ons zouden loskoppelen als we voldoende gegroeid zouden zijn.
In september 2015 knipten Huib Bakker (directeur AMOLF, red.) en ik die navelstreng door. We begonnen in barakken op het Amsterdam Science Park en namen het PiMu-gebouw van Nikhef als lab in gebruik. Het oorspronkelijke voorstel bevatte al een onderzoeksprogramma, dat omarmd was door ASML. Vervolgens ben ik de groepsleiders gaan opzoeken die hadden aangegeven trekker van onderzoek te willen worden als ARCNL van de grond kwam. De meeste hebben die moedige stap gezet. In de eerste week van ons bestaan was er meteen een bijeenkomst waarin iedereen in aanwezigheid van ASML de plannen ontvouwde. In oktober hadden we een groot feest, in de lege kantoren. De groei kwam pas goed op gang toen ons laboratorium in het PiMu-gebouw beschikbaar kwam en later, toen we naar onze nieuwbouw verhuisden".  

De crisis in 2018

"Dat begin van ARCNL was helemaal niet makkelijk", blikt Joost terug. Hij legt uit dat de praktijk in de wetenschap normaal gesproken is dat na de honorering van een onderzoeksvoorstel niemand meer kijkt naar hoe de wetenschapper dit onderzoek uitvoert. Die onderzoeker komt er onderweg achter dat iets niet werkt, stelt het onderzoek bij en gaat allerlei zijpaden in. Dat was volgens de ASML’ers niet de bedoeling en er ontstond wrijving.
Joost: "Van twee kanten moesten we de samenwerking uitvinden". In 2018 ontstond een flinke crisis, die terug te voeren was op een cultuurverschil en de van elkaar verschillende verwachtingen: een onderzoeker denkt bij fundamenteel langetermijnonderzoek aan tien à twintig jaar, maar ASML draagt jaarlijks vier miljoen euro bij en wil problemen binnen enkele maanden oplossen. Een deel van het onderzoek van ARCNL matchte helemaal niet met de plannen van ASML en ARCNL zag zich genoodzaakt met twee onderzoekslijnen te stoppen. Joost: "Dat was pijnlijk, want die lijnen vormden een succesvol onderdeel van het instituut, dus inhoudelijk gezien waren wij er trots op, tot het eind. We hebben het afbouwen met respect voor contracten van collega's gedaan, maar iedereen heeft in dit traject iets laten liggen, inclusief ikzelf. We hebben afgesproken dat dit nooit meer mocht gebeuren. Ik leerde dat ik afspraken nog beter moest maken".

Dat lijkt ons heel leuk

Joost vervolgt: "De cultuur van ASML is dat men doorgaans niet applaudisseert, maar kijkt naar wat nog beter kan. Dat doen ze intern heel strikt en bij ons ook. De vraag was: willen we überhaupt verder en zo ja, hoe doen we dat dan? Zodanig dat het onderzoek uitvoerbaar blijft en iedereen realistische verwachtingen heeft. Een van de maatregelen die uit deze moeilijke gesprekken kwam, was dat we vanaf dat moment op jaarbasis een onderzoeksplan zouden formuleren, waarover dan gedurende het jaar intensieve afstemming plaatsvindt tussen onze onderzoeksgroepen en ASML. Sindsdien doen we dat en dit werkt goed.
In zo'n jaarplanoverleg gaat het als volgt: ARCNL stelt iets voor en wij vragen wat ASML vindt. Vaak zegt ASML 'dat lijkt ons heel leuk' en in sommige gevallen 'nou, om eerlijk te zijn, is de interesse in dit onderwerp aan het schuiven, dus als je het nou op die en die manier insteekt, past het erbij'. Meestal stellen we de plannen dan bij, zodanig dat het toch nog onze eigen plannen blijven, maar ASML zich erin kan vinden. We hebben vervolgens een heel jaar om erover te praten. De afspraak is dat aan een eenmaal gekozen promotieonderwerp niet meer getornd wordt. Als ASML ons inspireert om een bepaalde kant op te gaan met het onderzoek – tijdens promotieonderzoek maak je toch allerlei wendingen – dan staan we ervoor open, binnen de contouren van het oorspronkelijke idee".

De experts

"We zijn goed uit die crisis gekomen", zegt Joost. ASML biedt ruimte voor het langetermijnkarakter van het promotieonderzoek, terwijl ARCNL zich op jaarbasis openstelt voor de signalen van ASML. Soms kiest ASML om commerciële of technische redenen voor verschuivingen. Joost: "Die voel je doorgaans aankomen. Af en toe zijn er verrassingen. Op sommige van de veranderingen binnen ASML hebben we invloed en dat rekenen wij dan als ons succes. Onze rol is die dingen te doen die op een gegeven moment kunnen landen in de R&D van ASML, die waanzinnig gegroeid is. ARCNL doet volledig fundamenteel onderzoek en ASML interesseert zich voor wat er nog niet is. Met hun technologie opereren ze aan de randen van de kennis. ASML zet ook veel onderzoek uit bij andere groepen buiten ARCNL. In het begin waren mensen bang voor concurrentie, maar het blijkt elkaar niet te bijten. Bij ons heeft ASML het voordeel dat wij op bepaalde thema's een langetermijnvisie hebben ontwikkeld, we er apparatuur voor hebben en veel lokale kennis hebben opgebouwd. Langzamerhand zijn we niet meer volledig afhankelijk van de input van ASML, maar zijn wij juist de experts waar zij met hun vragen terecht kunnen. Om dat te bereiken heb je meer dan vijf jaar nodig".
Is de relatie dan nu een kabbelend beekje? Joost lacht: "Ik zou het liever omschrijven als snelstromend water, maar zonder waterval waarbij je om het leven komt. We hebben een fijne, snelle samenwerking, ook met de VU en UvA. Het vergt dat je alert bent en onderweg de niet-optimale zaken bijstuurt. In die modus zitten we al een tijd". De ARCNL-promovendi en -postdocs zijn in dienst bij NWO-I of bij een van de universiteiten, de promoties vinden bij de universiteiten plaats en bijna alle stafleden zijn in dienst van VU of UvA en tegenwoordig ook RUG. Joost: "Ik ben zelf officieel werknemer van NWO-I, maar als hoogleraar verbonden aan UvA en VU, zodat niemand kon zeggen 'Frenken hoort alleen bij die organisatie'."

Kruishoogte

In het bericht over het vertrek van Joost schreef ARCNL dat het instituut in een volgende fase is beland. In welke fase? Joost: "Die fase kenmerkt zich door een aantal elementen. Na de stijgvlucht van de eerste jaren, met veel turbulentie, vliegen we nu op kruishoogte, met honderd medewerkers, een uitgebalanceerd onderzoeksprogramma en een min of meer vaste jaarproductie van artikelen en patentideeën. De vraag uit 2018 'willen we überhaupt verder?' wordt door niemand meer gesteld. Onze opdracht om dingen te doen die op een gegeven moment kunnen landen in de R&D van ASML, vullen we met verve in. Los van de promoties en publicaties hebben we in achtenhalf jaar een opbrengst van rond de 150 ideeën die als pre-patent (het basisidee dat kan leiden tot een octrooi, het exclusieve eigendomsrecht op een uitvinding van een technisch product of proces) zijn gekwalificeerd. Ongeveer veertig daarvan zijn door ASML omgezet in een patentaanvraag. Uit elke een tot twee ARCNL-publicaties komt ongeveer één uitvinding. Bij ons draait alles dus – anders dan bij de overige NWO-instituten – ook om deze vastgelegde ideeën.
De volgende fase zit hem voor mij ook in de erkenning van de buitenwereld dat het concept ARCNL functioneert. Het instituut heeft de goede afmeting en er is enthousiasme over het onderzoeksprogramma. De Scientific Advisory Committee (SAC) die onze wetenschap beoordeelt, begeleidt ons niet langer in de groei, maar beschouwt ons als volwassen instituut. ASML schrijft elk jaar een rapport over de betekenis van het ARCNL-onderzoek voor hun eigen research. Uit de reacties van zowel de SAC als ASML spreekt inmiddels veel waardering".

Wijsheid en warmte

Het bereiken van die volgende fase maakte dat ARCNL aandacht kon gaan besteden aan onder andere het beteugelen van de promotieduur, aan bewustwording rondom wetenschappelijke integriteit en diversiteit. Van de promovendi en postdocs is inmiddels 28 procent vrouw en de wetenschappelijke staf telt drie vrouwen. ARCNL scoort hoog  op medewerkerstevredenheid. In de aankondiging van zijn vertrek zei Joost ook dat hij wijsheid en warmte mee zou nemen naar Groningen: "Beide sleutels van ons succes. Manoeuvreerkunst, niet met een kokerblik overal doorheen ploegen en veel inlevingsvermogen maken ARCNL wat het nu is. Wijsheid is met een zekere rust naar een complexe situatie kijken, respecteren dat verschillende partijen verschillende motieven hebben en elkaar de plek gunnen. ASML heeft andere belangen dan de universiteiten en NWO. Al deze belangen worden nu op alle niveaus goed behartigd en gerespecteerd. De enige manier om mensen mee te krijgen is dat iedereen snapt dat iets een goed idee is en leuk om aan te werken. ARCNL is een club met een sterke onderlinge binding. We vieren elkaars successen en er is positieve jaloezie bij een publicatie of prijs, geen na-ijver. Het familiegevoel heb ik afgekeken van naaste buur AMOLF. Welke elementen van de familie van AMOLF wil ik in onze club krijgen, bedacht ik bij de start van ARCNL. Net als bij de gewaardeerde buren is er dus veel aandacht voor onze medewerkers, voor nieuwkomers en vertrekkers, die een persoonlijk praatje krijgen, en nu in deze tijd bijvoorbeeld ook voor de Oekraïense en Russische collega's. Tijdens corona hebben we geprobeerd een vangnet te bieden. Nieuws over de voortgang van het werk delen we eens per twee weken in een sessie met telkens zo'n zes posters en in een colloquium in het centraal gelegen atrium. Daar is iedereen bij".

Geen verlies van autonomie

Waar is Joost - alles overziend in dit succesverhaal - het meest trots op? “Dat we er zijn en op deze manier. Als ik wegga draait alles door, inclusief het aspect van zelf nadenken en vernieuwen. Dat is er nu ingebakken. Ik ben trots op de samenstelling van onze staf: de helft van de onderzoeksgroepen wordt geleid door jonge tenure trackers, naast anderen die gepokt en gemazeld zijn. Dat de meesten jong zijn heeft voor ons voordelen. Het kost namelijk veel aanpassingskunst om je te leren voegen naar die speciale situatie waarin je aan de ene kant dat fundamentele onderzoek doet dat goed bij de universiteiten past, terwijl je aan de andere kant de oprechte bereidheid hebt te luisteren naar wat het bedrijfsleven vraagt. Je moet ASML niet de les lezen. Jonge onderzoekers ontwikkelen een tweede natuur voor een dergelijke samenwerking, die ze niet ervaren als een verlies van autonomie. ARCNL richt zich op eigen kweek van onderzoekers die deze volledige spagaat kunnen maken. Nieuwe groepsleiders krijgen bij ASML een zeer gedegen kennismakingstraject om de organisatie goed te leren kennen. Ze beoordelen het brede palet aan mogelijkheden en trekken dan zelf de conclusie wat bij ze past. Ik ben er trots op dat de hele staf succesvol is in de interactie met ASML. In principe hebben we allen deze leerweg doorlopen, die je niet standaard aan een universiteit meekrijgt.”

Meer verbinding met de industrie

En dan nu iets compleet anders, in Groningen? Joost kende Groningen al goed uit eerdere samenwerkingen. De bètafaculteit is divers, groot en omvat bijna achtduizend studenten. Welke dossiers wachten daar op hem? Joost: "Er is druk op de capaciteit in ruimte en het aantal mensen dat onderwijs moet verzorgen. Men hoopt natuurlijk dat ik daar meteen iets slims mee doe. Nog meer verbinding kweken is een van mijn doelstellingen, zowel binnen de faculteit als met de buitenwereld".
Wat was de invloed van de recente toetreding van de RUG als Associate Partner tot het ARCNL-consortium? Joost: "Dat is een schitterend toeval. Het heeft geen rol gespeeld bij mijn keuze voor Groningen. De vertegenwoordiging vanuit de RUG in het bestuur van ARCNL gaat via de directeur van het Zernike Institute for Advanced Materials. Via die tussenweg en de collega's in Groningen die ARCNL-onderzoek doen blijf ik die samenwerking op afstand met belangstelling volgen. Ik zal in Groningen ook om me heen kijken met het idee of er nog meer Gronings onderzoek vanuit ARCNL-perspectief interessant zou kunnen worden. De verbinding met de industrie kan wellicht nog een beetje groeien".

Een afscheid met een feest

ARCNL neemt in september 2022 afscheid van zijn eerste directeur. Joost: "We gaan een groot feest organiseren, omdat het na corona weer kan. Dat valt toevallig samen met mijn afscheid".

###

Over NWO-instituut ARCNL

ARCNL werd in 2014 als publiek-private samenwerking opgericht door NWO, UvA, VU en de producent van machines voor de halfgeleiderindustrie ASML. De Rijksuniversiteit Groningen maakt sinds 2022 deel uit van de samenwerking. Het instituut is gehuisvest op het Amsterdam Science Park. Kijk voor meer informatie op www.arcnl.nl.

Wie is Joost Frenken? 

Naast zijn directeurschap van ARCNL is Joost Frenken hoogleraar Natuurkunde aan beide universiteiten in Amsterdam (UvA en VU). Zijn eigen wetenschappelijke expertise ligt op het gebied van structuur op atomaire schaal, diffusie, chemische reacties, faseovergangen en wrijvingsverschijnselen aan oppervlakken en interfaces, onderzocht met geavanceerde instrumenten, die onder zijn supervisie zijn ontwikkeld. Joosts verdiensten zijn beloond met diverse onderzoeksprijzen en een lidmaatschap van de KNAW, Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij richtte twee bedrijven (mede) op, Leiden Probe Microscopy BV en Applied Nanolayers BV. Joost is getrouwd en heeft twee kinderen. Hij woont in Leiden. In zijn vrije tijd doet hij onder andere aan hardlopen (lange afstanden). De afstand Leiden – Amsterdam overbrugt hij sinds het begin van de coronacrisis op de fiets. "Dat gaat naar Groningen niet lukken. Mijn gezin blijft in Leiden en ik heb inmiddels een fijne pied-à-terre in Groningen."

Quotes over Joost Frenken

Oscar Versolato, groepsleider ARCNL die met Joost in 2014 startte:
Ik ben enorm onder de indruk hoe Joost, met zijn overvolle agenda, steeds tijd vrij kon maken om zo’n goede ondersteuning te bieden aan mij als jonge (en onderhand niet zo jonge) groepsleider; als ik bij hem binnenviel met een vraag of verzoek om feedback op een onderzoeksvoorstel (of wat dan ook) kwam er altijd snel, en zeer gedetailleerd (en heel uitgebreid [!]) ontzettend bruikbare input en daar ben ik erg dankbaar voor. Het heeft mijn carrière geweldig geholpen.

Marjan Fretz, instituutsmanager van ARCNL:
Het prettige aan de samenwerking was dat Joost en ik elkaar goed aanvulden. Over de belangrijke zaken waren we het bijna altijd eens. Best bijzonder, nu ik er zo op terugkijk. Joost zijn optimisme en stukje ongeduld heeft ervoor gezorgd dat ARCNL nu een stabiel instituut is en dat hij naar Groningen kan vertrekken. Via associate partner RUG blijft hij gelukkig toch nog steeds bij ons betrokken.

Marcel Levi, voorzitter raad van bestuur NWO:
We gaan Joost allemaal enorm missen. Door de voortreffelijke manier waarop hij ARCNL heeft geleid en zijn altijd weldoordachte bijdrages aan het directeurenoverleg van NWO-I, waarbij hij altijd een mooie balans wist te vinden tussen de noden van het eigen instituut en het belang van de groep. En last but not least door zijn rustige, gelijkmatige en altijd positief gestemde humeur.

Tekst: Anita van Stel
Nieuwsbrief Inside NWO-I, juni 2022
Op de NWO-I website vind je het archief van de nieuwsbrief Inside NWO-I. 

Confidental Infomation