Print deze pagina

NWO viert… de onafhankelijkheid van de Republiek der Zuid-Molukken

Michael Aponno en zijn vader Bert Aponno over hun Molukse familiegeschiedenis

In de rubriek 'NWO viert …' tekenen we verhalen op over verschillende (feest)dagen die voor NWO-collega's belangrijk zijn.
Een van die dagen is 25 april 1950, de onafhankelijkheid van de Republiek der Zuid-Molukken. Michael (Mike) Aponno, Senior Servicedeskmedewerker bij NWO-D in Den Haag, heeft een Molukse achtergrond. Samen met zijn vader Bert Aponno vertelt hij aan de redactie van 'NWO viert ...' over 25 april en hun Molukse familiegeschiedenis. Hun verhaal is zo boeiend dat het leidde tot een veel langer artikel dan normaal. In 1951 kwamen 12.500 Molukkers vanuit Nederlands-Indië naar Nederland. Onder hen ook de familie Aponno die de reis aflegden met het schip 'Kota Inten'. Met Nederland als tijdelijk verblijf stapten ze uit met een bepaalde hoop en verwachtingen. De Nederlandse regering had toegezegd dat ze over niet al te lange tijd terug konden naar hun moederland. Nu, ruim 70 jaar later, zijn deze Molukse gezinnen nog steeds in Nederland. Terug konden ze niet; hun verblijf werd ongewild permanent.

Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië

"Ik was 2,5 jaar toen ik in Nederland kwam", vertelt Bert die is geboren op Bali. "Ik heb nog vijf broers en een zus, allen in Indië geboren. Mijn vader was sergeant-majoor en instructeur zware wapens in het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) en wij werden overal op de archipel gestationeerd. In de Tweede Wereldoorlog werd mijn vader geïnterneerd door de Japanners en zat 3,5 jaar gevangen in een Jappenkamp in Soerabaja. Een zware tijd met veel honger. Ze braken soms via de omheining uit om in de kampongs (dorpen) eten te bedelen. Bij een inspectie zagen de Jappen dat het bed van Aponno leeg was, wat hij heeft moeten bezuren. Hij werd drie dagen lang opgehangen aan een paal in de brandende zon." Mike vult aan: "De zus van mijn vader, Non, vertelde in een televisiedocumentaire1 dat ze vond dat haar vader wel echt was veranderd na het kamp." Bert zegt dat na de bevrijding van de Japanners de rollen waren omgedraaid. "Mijn vader ging terug naar de plek waar hij geïnterneerd zat en de kampbeulen zaten daar nu zelf gevangen. De manschappen van mijn vader begonnen al warm te lopen: wat zou Aponno met zijn Japanse kampbeul doen? Er werd echt een heel spektakel verwacht. Op een gegeven moment werd de beul voor zijn voeten gegooid en wat deed mijn vader? Hij gaf hem een pakje sigaretten en een hand. Heb je vijanden lief, had hij gezegd."

'Wat zou Aponno met zijn Japanse kampbeul doen? Hij gaf hem een pakje sigaretten en een hand.'

Het einde van de Japanse bezetting en daarmee de Tweede Wereldoorlog in 1945 betekende nog geen vrede. De Nederlanders hoopten op herstel van de vooroorlogse koloniale situatie. De Indonesische nationalisten willen echter een onafhankelijk Indonesië. De Bersiap-tijd (1945-1946) breekt aan. Een zeer gewelddadige periode, waarin Indonesische nationalisten op een gruwelijke manier zijn omgegaan met alle mensen die banden hadden met Nederland. De nationalisten wilden met hun acties duidelijk maken dat de tijd van koloniale overheersing voorbij was. Die periode was vooral voor moeder Aponno zwaar, want ze was samen met haar kinderen constant op de vlucht, dwars door de sawa's (rijstvelden, red.), vertellen Bert en Mike.

Molukkers in het nauw

De Bersiap-tijd werd opgevolgd door politionele acties (1945-1949): twee offensieve operaties van de Nederlandse strijdkrachten tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. De Nederlandse regering erkende de Republiek Indonesië niet als onafhankelijke staat, en wil met militaire acties orde op zaken stellen. Onder druk van de Verenigde Naties erkende Nederland in december 1949 de Indonesische onafhankelijkheid en droeg de macht over aan Indonesië.
Bert: "Na de machtsoverdracht werd Nederlands-Indië opgedeeld in drie autonome deelrepublieken: Soekarno's (president Indonesië, red.) republiek Indonesia, Midden-Indonesië en Oost-Indonesië (waaronder Timor en de Molukken). En dit samen zou de Verenigde Staten der Indonesië worden. Uiteindelijk wilde Soekarno één republiek stichten en hield hij zich niet aan de gemaakte afspraken. Daarop hebben Molukse leiders als Chris Soumokil zelf de onafhankelijkheid van de republiek der Zuid-Molukken uitgeroepen op 25 april 1950. Soekarno wilde dat niet en greep in. En Nederland had niet veel meer te zeggen. Zelfs Erik Hazelhoff Roelfzema (ook wel bekend als de Nederlandse verzetsstrijder Soldaat van Oranje) probeerde de Molukkers te helpen, maar dat was tevergeefs."

Met de overdracht van de macht aan Indonesië kwam in 1950 ook een eind aan het bestaan van het KNIL, dat bestond uit Europeanen, Afrikanen, Javanen, Sundanezen en Ambonezen (Molukkers). Van de 50.000 inheemse militairen gingen er 26.000 over naar het leger van Indonesië, 20.000 demobiliseerden (gingen uit dienst) en repatrieerden (terugkeren naar het vaderland) naar Holland. De Molukse KNIL-militairen kwamen in het nauw: ze moesten kiezen voor demobilisatie (uitdiensttreding op de plaats waar ze vandaan kwamen of een andere plaats naar keuze) of opname in het Indonesische leger. Dat was kiezen uit twee kwaden. "De groep van 4.000 Molukse KNIL-militairen was op dat moment op Java gestationeerd. De Indonesische regering zag de Molukkers als vijand en noemde ze heel denigrerend 'Hollandse honden'. Daar blijven op Java was heel gevaarlijk. De wens was echter om terug te gaan naar de Molukken. Maar Soekarno hield dat tegen. Bovendien was terugkeren naar de Molukken veel te gevaarlijk. Zelfs naar (toen nog) Nederlands-Nieuw-Guinea, werd de demobilisatie geweigerd door zowel Indonesië als Nederland. Want Nieuw-Guinea zat te dicht op de Molukse eilanden", aldus Bert.

Delegatie Aponno

Bert en Mike vertellen hoe de situatie zich verder ontwikkelde. "Mijn (groot)vader was op het hoogste niveau betrokken bij de besluitvorming over het lot van de Molukse KNIL-militairen. Hij reisde in die periode met een delegatie, de delegatie Aponno, af naar Nederland om te onderhandelen met de Nederlandse regering. Hij ging daar in tegen de hoogste baas, de Nederlandse minister van Defensie. Delegatie Aponno spande een kort geding aan tegen de Staat der Nederlanden. Ze werden daarin bijgestaan door hun raadsman mr. K. van Rijckevorsel. Ze eisten dat de Nederlandse regering deze groep Molukse KNIL-militairen niet aan hun lot overliet op Java en dat ze óf in Nieuw-Guinea óf tijdelijk in Nederland werden opgevangen. Het was kiezen uit de minst slechte optie: een tijdelijk verblijf in Nederland. Later bepleitte de Nederlandse regering dat Molukkers zelf voor Nederland hadden gekozen, maar zo was het niet. Het was alsof je een pistool tegen je hoofd gedrukt kreeg met de vraag 'Geef me je portemonnee!', en diegene zegt daarna: 'Ja, maar die portemonnee heb je me zelf gegeven'."

'Tijdelijk' naar Holland

Rond 1951 vertrokken de ruim 4.000 Molukse KNIL'ers met hun gezinnen, in totaal ruim 12.500, met verschillende schepen voor een 'tijdelijk' verblijf naar Holland. Bij aankomst stond de militairen een kille ontvangst te wachten. De Nederlandse overheid plaatste de Molukkers in woonoorden waaronder voormalig kamp Westerbork.
Het Nationaal Archief schrijft: "De woon- en leefomstandigheden zijn allesbehalve ideaal. De Molukkers mogen in het begin niet werken en krijgen drie gulden zakgeld per week. Zelf koken is er ook niet bij, daar zorgen centrale keukens voor". "Niet alleen de Molukkers kregen zo’n koud onthaal, ook de Indische Nederlanders die kort daarvoor repatrieerden naar Nederland werden aan hun lot overgelaten", vertelt Bert. De Molukkers leefden gescheiden van Nederlanders. Zo konden ze gemakkelijk weer terug naar Azië zodra de Molukken onafhankelijk werden van Indonesië, was het idee. Maar bij aankomst in Nederland krijgen de KNIL'ers nóg een zeer onaangename verrassing: zij werden in Nederland meteen uit militaire dienst ontslagen. "De teleurstelling kon niet groter zijn. Het voelde alsof zij, mannen die voor Nederland gevochten hadden, als vuilnis aan de kant werden gezet", aldus online magazine 'Geschiedenis' die hierover bericht.

"Ik kan me nog wel de opgestapelde hutkoffers herinneren in de gang. Die stonden weer klaar voor de terugreis. Ons verblijf was immers maar tijdelijk."

Pension

Bert: "Wij kwamen gelukkig niet in de kampen terecht, maar had mijn vader een opvangpension voor ons geregeld. Hij was al in Nederland, ruim voordat wij met onze moeder naar Nederland afreisden. Ik kan me nog wel de opgestapelde hutkoffers herinneren in de gang. Die stonden weer klaar voor de terugreis. Ons verblijf was immers maar tijdelijk. Wij gingen van pension naar pension en op een gegeven moment zaten we in een hotel aan de Nieuwe Uitleg in Den Haag met Nederlands-Indische repatrianten. Voor ons als kinderen was het een heerlijke, gezellige en onbezorgde tijd. Maar dat zal voor onze ouders heel anders zijn geweest."

Opstand en nooit meer terug

De jaren verstreken en de Molukse families in Nederland bleven in onzekerheid verkeren over hun status en of terugkeer nog mogelijk was. Op de vraag wanneer duidelijk werd dat de Molukse KNIL-militairen en hun gezinnen niet meer zouden terugkeren, reageert Mike emotioneel: "Niet! Dat is nooit uitgesproken. Tot op de dag van vandaag is die beslissing niet genomen. Op een gegeven moment werden de Molukse kampen gewoon afgebroken en werden de Molukse gezinnen in woonwijken geplaatst. Zoveel mogelijk verspreid, dat ze opgenomen zouden worden in de Nederlandse samenleving. Maar de onrust bleef onder de Molukse gemeenschap, vooral onder de jongere generaties. Mijn oom Etty Aponno werd politiek actief en werd voorzitter van de Vrije Molukse jongeren. Hij was nauw betrokken bij de activiteiten van ing. J. Manusama (president van de RMS, Republik Maluku Selatan, en opvolger van voormalig RMS-president Soumokil, die in 1966 door Indonesische militairen op het eiland Ceram werd geëxecuteerd, red.). In 1970 raakte mijn oom ernstig gewond bij een demonstratie bij de gevangenis in Scheveningen en bleef de rest van zijn leven invalide", aldus Mike. "In zijn functie als voorzitter van de Vrije Molukse Jongeren was hij woordvoerder tijdens de treinkaping bij De Punt (negen gewapende Molukkers vallen op 23 mei 1977 een trein binnen en beginnen een kaping die bijna drie weken duurt, red.)" valt Bert bij. "De frustratie onder de Molukkers is heel begrijpelijk. Maar persoonlijk had ik er heel veel moeite mee. Wij woonden tussen Nederlanders, ik zat als enige gekleurde op een Nederlandse school en had Nederlandse vriendjes. Ik wist niet beter. Toen dit gebeurde, merkte ik wel dat er weinig begrip was voor de situatie. Wij hadden als familie natuurlijk ook de 'pech' dat de naam Aponno veel in het nieuws kwam door mijn broer Etty als bemiddelaar. Het gebeurde een keer dat alle Aponno's uit het ouderwetse papieren telefoonboek werden gebeld en bedreigd."

Aanpassen en vooruitkijken

Het gezin Aponno paste zich zo goed als mogelijk aan in Nederland en keek vooruit. Bij de familie Aponno werd weinig over de oorlogsperiode verteld. "Maar één keer kan ik me nog goed herinneren", zegt Bert. "Ik had geld verdiend en had een Mitsubishi gekocht. 'Heb jij een Japanse auto gekocht!' zei mijn vader. Toen is hij wel even tekeer gegaan. Bert gaat verder. "Mijn oudere broers vertelden dat mijn vader zei: alles wat ik jullie ooit heb geleerd. Dat mag je vergeten. Hier leer je weer heel andere dingen. En we spreken Nederlands", zegt Bert die toelicht dat zij in Indië destijds al de Nederlandse nationaliteit hadden, zelfs zijn eigen overgrootvader. "Dat had wel tot gevolg dat de oudste zonen Aponno bij aankomst in Nederland meteen in militaire dienst moesten. Ik had geluk, want als nummer vijf volstond het als ik me aansloot bij de BB: de Bescherming Bevolking, een dienst om bevolking in tijden van oorlog te beschermen."
Bert kijkt heel nuchter terug op vroeger. "Mijn moeder leefde erg in het verleden. Maar ik heb geen last van nostalgie of sentimentele gevoelens. Ik verlang er ook niet naar om terug te gaan naar Indonesië. Mijn zus Non staat daar heel anders in. Zij is nog heel erg boos. De rest van de jongens hebben het wel een plekje gegeven, waar ze ook terecht kwamen. Zo emigreerde een broer naar Californië (VS) en een broer kwam terecht in Zweden."

Identiteit

Mike telt als derde generatie Molukker, omdat zijn grootouders op de Molukken zijn geboren. Hij denkt na over de vraag hoe bewust hij zich van zijn achtergrond is. "Mijn vader is natuurlijk Moluks, maar mijn moeder Nederlandse. Ik denk dat ik me pas sinds mijn puberteit echt bewust ben van mijn Molukse roots. Wij gingen natuurlijk wel naar Molukse evenementen en ook op de basisschool had ik veel Indische vriendjes. Dan vroegen ze: ben jij Chinees-Indisch of gewoon Indisch? En dan kwam later pas bij mij het besef dat ik geen van beide ben, maar Moluks! Ook leefde de datum 25 april wel bij ons in de familie, de datum waarop de onafhankelijkheid van de Republiek der Zuid-Molukken in 1950 werd uitgeroepen. Dan kwam de hele Molukse familie gezellig bij elkaar op het Malieveld in Den Haag. Vroeger was het echt vieren, maar na de treinkaping en andere gebeurtenissen heeft het nu meer de toon van herdenken."

Vastleggen familiegeschiedenis

Bert: "Het is jammer dat er zo weinig kennis is bij Nederlanders over de Molukse geschiedenis. Op de scholen zou dit in de geschiedenislessen terug moeten komen. Dan is er meer begrip voor de Molukkers. De jongeren van tegenwoordig hebben geen idee. Gelukkig is er wel een herdenkingsplek in de vorm van het Moluks Historisch Museum in Den Haag, waar ik zelf als vrijwilliger werk." Mike: "Dat is ook de reden waarom ik bezig ben met het maken van een documentaire. Ik vind dat het verhaal van mijn opa verteld moet worden. Het is een goed, belangrijk en spannend verhaal, alleen is het niet bekend. Hij heeft notabene zelfs de staat aangeklaagd. Daarnaast wil ik graag weten hoe het precies zit en wat hij allemaal heeft gedaan voor zijn familie en de Molukse gemeenschap. Tevens is dit voor mijn eigen kinderen goed om te weten. Maar ook bij het algemene publiek is het Molukse verhaal niet bekend en dat is jammer. Mijn neef is filmmaker en samen gaan we dit avontuur aan. In april van dit jaar maak ik samen met hem en mijn vader een roadtrip naar Zweden om een broer van mijn vader te interviewen. Het verhaal moet voor eens en voor altijd goed verteld worden, gewoon zoals het is."

Wie is Michael Aponno?

Michael (Mike) Aponno (45) werkt al vijftien jaar bij NWO. Hij is werkzaam bij I&A in Den Haag als Senior Servicedeskmedewerker en hij beheert Studio NWO. Samen met Jan-Joost de Man en sidekick Maudy Lohaus presenteert hij sinds 2021 de podcast ‘Koffieapparaatpraat’ die meer dan het beluisteren waard is via NWO-intranet Joost. In zijn vrije tijd is hij DJ en voetbaltrainer bij de jeugd onder de 11. Mike en zijn vriendin hebben samen vijf kinderen.

Tekst: Melissa Vianen

Nieuwsbrief Inside NWO-I, april 2022
Op de NWO-I website vind je het archief van de nieuwsbrief Inside NWO-I. 
Dit interview maakt onderdeel uit van de
interviewreeks ‘NWO viert…’.

Bronverwijzing

Meer informatie

* 1Televisiedocumentaire ‘Molukkers in Nederland: 70 jaar op weg naar huis’, Coen Verbraak, terug te kijken op NPO Start.
* Moluks historisch Museum. Deze vormt met het Indische Herinneringscentrum het gezamenlijk Museum Sophiahof, van Indië tot nu.
* Reizende Tentoonstelling: In Twee Werelden | Molukkers in Nederland

Reacties/vragen

Het verhaal van Mike en zijn vader Bert Aponno bevat gevoelige onderwerpen, maar is authentiek en eerlijk verwoord met inachtneming van de geschiedkundige feiten. De rubriek ‘NWO viert…’ laat met dit artikel zien dat vieren en herdenken vaak dichtbij elkaar liggen. De redactie van 'NWO viert …' kan zich voorstellen dat er lezers zijn die feedback willen geven op het verhaal of vragen willen stellen. De redactie staat open voor reacties. Stuur je bericht aan Melissa Vianen via m.vianen@nwo-i.nl

Toelichting foto

Cirkel: Bert Aponno (links) en Michael Aponno (rechts). Op de achtergrond een foto van de delegatie Aponno. (Groot)vader sergeant-majoor F.A. Aponno staat op de achterste rij, derde van links.

###

Diversiteit & Inclusie bij NWO en NWO-I

De rubriek 'NWO viert …' verschijnt zowel op het NWO-intranet Joost als in de nieuwsbrief Inside NWO-I. Het is een initiatief vanuit het NWO-D en NWO-I-brede Diversiteitsteam. Wij werken aan het werken in een inclusieve organisatie mét inclusieve procedures. We geloven erin dat we onze strategische ambities als NWO kunnen verwezenlijken als we ook streven naar het zijn van een diverse organisatie met een inclusieve cultuur. Diversiteit brengt ons creativiteit, innovatie en vernieuwing en daarnaast zijn we ervan overtuigd dat we meer maatschappelijke impact hebben als NWO wanneer we als NWO een afspiegeling zijn van de maatschappij. Dat vraagt van NWO dat we een werkgever zijn waar iedereen welkom is, zichzelf kan zijn en het beste uit zichzelf kan halen. Deze D&I-kalender draagt daar aan bij. Je leest meer over diversiteit en inclusie op de NWO-website. In januari 2021 plaatsten we het artikel 'Werken aan een organisatie waar iedereen zichzelf kan zijn' in de nieuwbrief Inside NWO-I over diversiteit binnen NWO en NWO-I.

Rubriek 'NWO viert …' op basis van een jaarkalender

De rubriek ‘NWO viert …' baseren wij op een jaarkalender die we zelf hebben samengesteld. Je vindt onze kalender op deze pagina. Dat een jaar(kalender) op 1 januari moet beginnen is geen vaststaand feit. Verschillende Romeinse keizers en Pausen veranderden de data: het jaar moet beginnen op 1 maart, of 25 maart of toch 1 januari? Het zette ons aan het denken: welke data vinden wij nog meer vanzelfsprekend en hoe is dat voor anderen? Tijd voor een kalender waar álle bijzondere dagen opstaan: dagen die wij als NWO'ers samen kunnen vieren. We hopen elkaar hiermee beter te leren kennen, meer kennis te krijgen over andere feestdagen die we zelf vieren en door het gesprek te openen over welke (feest)dagen bijzonder voor ons zijn, en waarom.

Wil je de andere uitgelichte (feest)dagen van 'NWO viert …' nalezen en/of kijken op de 'NWO viert ...' kalender? Dat kan op de NWO-I website

Confidental Infomation